The Divine Life Society
Afdeling Aalst
Homepage


ZEVEN VERZEN UIT HOOFDSTUK VI

ZEVEN VERZEN UIT HOOFDSTUK VI
VAN DE BHAGAVAD GIETAA
MET COMMENTAAR VAN GNYAANADEV

Sant Gnyaanadev (1275-1296), een grote wijze uit de Maharaashtra, schreef op zijn veertiende zijn beroemde commentaar op de Gietaa

Shrie Bhagavaan zei:

1. Hij die de plicht vervult waartoe hij gehouden is, onafhankelijk van de vruchten van handeling, is een verzaker (sannyaasie) en een Yogi, niet hij die zonder vuur en zonder handeling is.

Een Karma Yogi en een sannyaasin zijn schijnbaar twee, maar in wezen zijn ze één. Je kunt ze als verschillend zien, maar denk na en je zult zien dat ze één zijn. Het verschijnen van twee namen terzijde latend, ligt Karma Yoga, het pad van handeling, aan de basis van het pad van verzaking en gezien vanuit het standpunt van het Brahman is er geen verschil tussen beide. Men kan één en dezelfde persoon aanspreken met verschillende namen, men kan een bestemming bereiken langs verscheidene wegen of hetzelfde water kan verschillende kruiken vullen, zo is het verschil tussen Yoga en Verzaking er slechts een in naam en niet in werkelijkheid. Hij is een Yogi, O Arjoena, volgens de algemene norm, die handelingen stelt en die toch niet gehecht is aan de vrucht van handeling. Brengt de aarde uit zichzelf geen bomen en andere planten voort zonder er enige vrucht of zaad van te verwachten? Dat is de manier waarop de Yogi handelt, geworteld in zijn visie van het Zelf, volgens zijn eigen plaats in het leven en op de juiste tijd. Hij is ook vrij van zelfzuchtige liefde voor zijn persoon en hij laat geen gehechtheid aan de vrucht van handelingen toe. Hij laat zelfs niet toe dat ze zijn geest aanraken. Hij alleen is in waarheid een groot Yogi. Als hij de essentie van Yoga niet vatte en toch alle handelingen verzaakte, ook bij gelegenheid in het geloof dat ze hem binden, en als hij tegelijkertijd toch geketend raakt in andere handelingen, dan is dat zoals de ene deklaag wegwassen met een andere. Wie op zo'n perverse manier handelt, is gehandicapt voor niets: iedereen gaat al gebukt onder wereldse plichten en in plaats van zijn plicht goed te doen, haast hij zich een nieuwe last op zijn schouders te laden in de vorm van verzaking. Daarom is het gelijkmoedige handelen, zonder de eredienst van het offervuur op te geven of zonder de door Schriften voorgeschreven handelingen af te zweren, op zichzelf het pad dat naar geluk leidt.

2. Weet dat wat aldus verzaking (sannyaasa) wordt genoemd Yoga is, O Paandava; niemand die aan gedachten (sankalpa) niet heeft verzaakt, wordt waarlijk een Yogi.

Wie gewoonlijk wordt aangeduid als een sannyaasin (verzaker) is, O Arjoena, ook een Yogi. De vlag van de eenheid van de twee paden werd gehesen door verschillende Schriften en deze wijzen en zieners kennen eveneens uit eigen ervaring de waarheid dat gelijkmoedige handeling en het Yogapad juist beginnen waar de draden van de denkbeeldige begeerten en inbeeldingen worden doorgesneden door te verzaken terwijl handelingen worden gesteld.

3. Voor de wijze die tot (de staat van) Yoga wil opklimmen, wordt handeling (karma) het middel (kaaranam) genoemd. Voor degene die in de staat van Yoga verblijft (Yogaroedha: degene die rijdt op Yoga) wordt inactie (shama) het middel genoemd.

Begeert men de top van de berg van het Yogapad te bereiken dan mag men de treden op het pad van handeling niet negeren. Met behulp van deze treden moet hij zijn weg vervolgen op het voetpad van Yogahoudingen langs de voet van de berg in de vorm van zelfbeheersing en een allesomvattend meesterschap over zichzelf. Hij moet dan de steile rotswand in de vorm van het regelen van de adem beklimmen. Daar wordt hij geconfronteerd met een nog steilere rotswand in de vorm van het terugtrekken van de zinnen van hun voorwerpen, die zo glibberig is dat zelfs het intellect er geen vaste voet krijgt. Zelfs Hatha Yogis verliezen hier hun evenwicht en storten neer. Maar door voortdurende studie en oefening krijgen de nagels een greep op de overhangende weg van de beheersing van de zinnen en op deze manier kan de wijde ruimte in de vorm van het overstijgen van de geest worden overgestoken, over het plateau in de vorm van de adem. Dezelfde ruimte moet worden overgestoken tot het punt van diepe en abstracte meditatie wordt bereikt. Hier eindigt die weg en ook houdt het zich vastklampen aan handelingen op, aangezien het doel en de middelen hier elkaar ontmoeten in een omhelzing en één worden in vorm. Hier eindigt alle spreken over een volgende te nemen stap, terwijl voorbije herinneringen worden uitgewist en de Yogi vaststaat op de heldere en effen grond van de verrukte concentratie van spirituele meditatie. Ik zal je nu de kenmerken beschrijven van degene die de hoogste staat heeft bereikt door de verrukte concentratie van spirituele meditatie met deze middelen. Luister ernaar.

4. Als de verzaker van alle gedachten (sarva sankalpa sannyaasie) waarlijk niet gehecht is aan zintuiglijke voorwerpen en handelingen, wordt hij een Yogaroedha genoemd.

De zintuiglijke voorwerpen houden op de zintuiglijke centra te zoeken van zo iemand terwijl hijzelf de diepe rust in de zaligheid van het Zelf geniet in de innerlijke kwartieren van zijn hart. Zelfs als zijn geest wordt geraakt door plezier en pijn wordt hij nooit opgewekt tot bewustzijn ervan en hij wordt niet aangezet tot herkenning van de zintuiglijke voorwerpen die hem in een ontmoeting confronteren. Zijn geest voelt geen aantrekking voor de vrucht van handeling, zelfs als de zinnen tot handeling overgaan. Hij alleen is een adept die vaststaat in Yoga, die geen acht slaat op het geheel van lichaamsactiviteiten en die verblijft alsof hij slaapt. Hierop zei Arjoena: "O Heer, hoe wonderbaar is alles wat u zegt. Wat is het dan dat hem zulk een grote waarde geeft?"

5. Laat hem het zelf verheffen door het Zelf alleen en laat hem het zelf niet verlagen. Het Zelf alleen is waarlijk de vriend van het zelf, het Zelf alleen is de vijand van het zelf.

Shrie Krishna glimlachte hierom en zei: "Je vraag verbaast me. Wie kan geven en aan wie en wat waar het ene wezen zonder weerga verblijft? Liggend op het bed van illusies valt de ziel in de slaap van onwetendheid en heeft af te rekenen met de kwade dromen van geboorte en dood. En wanneer hij ontwaakt dringt de leegheid van het onderwerp van zijn droom tot hem door. Ook deze verwerkelijking is zoals de oorspronkelijke illusie waarheid in haar eigen wezen. Aldus, O Dhananjaya, wordt hij de oorzaak van zijn eigen ondergang door de vergissing van de eigenwaan van zijn eigen lichamelijk bestaan.

6. Het Zelf is de vriend van het zelf voor hem die het zelf overwonnen heeft, maar voor het onoverwonnen zelf staat het Zelf in de positie van een vijand.

Wie in gedachten de eigenwaan opgeeft en één wordt met het eeuwige wezen van het hoogste Brahman heeft zich gevestigd in het hoogste goed. Anders wordt men zijn eigen vijand, die zich, zoals de zijdeworm, misleid door de elegantie van zijn eigen lichaam, vereenzelvigt met zijn lichamelijk wezen en die erdoor wordt omringd en verstikt. Hoe jammer is het dat de ongelukkige, die op de rand van een meevaller staat, zich voelt zoals iemand die blind is en zijn ogen sluit al heeft hij het volledige gebruik over zijn ogen of iemand die onder invloed van begoocheling blijft bazelen: 'Dat ben ik niet, ik ben verloren, ik werd ontvoerd', en die volhardt in die dwaasheid. In feite is de ziel zelf Brahman. Hoe jammer echter dat de geest nooit neigt in de richting van die waarheid. De toestand van de ziel lijkt heel erg op die in het verhaal over 'De Papegaai en de Buis'. Een papegaai zit op de buis die door een jager werd vastgemaakt aan een boom om hem te vangen. Door zijn gewicht begint de buis rond te draaien. De papegaai had moeten wegvliegen zodra de buis begon te bewegen, maar hij panikeert, verwringt zijn nek, wringt zijn lichaam en poten in bochten, houdt de buis steviger vast met zijn bek en klauwen en wordt gevangen in de val in het valse geloof dat hij echt vastgebonden is. Kan men zeggen dat iemand hem vastbond als hij zich op zo'n onzinnige manier laat beetnemen? Maar eens gevangen in die begoocheling laat hij de buis niet meer los al wordt hij doormidden gehakt. Daarom wordt iemand die volhardt in zijn verkeerde idee'n en inbeeldingen zijn eigen vijand. Degene echter die de ervaring 'Ik ben het hoogste Brahman zelf' heeft en die nooit zijn geest bezoedelt met enige onware notie beschouw ik als iemand die het Zelf verwerkelijkte.

7. Het opperste Zelf (paramaatmaa) van de zelfbeheerste en vredevolle is gelijk in koude en hitte, in vreugde en pijn en in eer en oneer.

Het Zelf van degene die zijn geest overwon en van wie daardoor alle begeerten werden vervuld, is niet verschillend noch is het ver weg. Zoals goud zuiver wordt door de onzuiverheden te verbranden, zo wordt het eindige Zelf het hoogste Zelf zodra de geest zich ontdoet van de ingebeelde notie een werelds wezen te zijn. Als een kruik breekt, moet de ruimte in de kruik geen beweging maken om één te worden met de oneindige ruimte. Zo wordt ook het eindige Zelf één met het hoogste Zelf zodra het lichamelijke bestaan verdwijnt, aangezien het Zelf er reeds volledig en eeuwig aanwezig is. Voor zo iemand bestaat het gevoel koud en heet niet noch enige gedachte aan plezier of pijn noch enige taal als eer en schande. Waar de zon ook moge gaan, die plaats wordt overspoeld door licht. Zo ook wanneer men zo iemand ontmoet, wordt men in hem opgeslorpt en wordt men één met hem. Zoals regenbuien die uit de wolken vallen de zee niet doorboren, zo raken goed en kwaad ook de Yogi niet, aangezien hij één werd met het hoogste Zelf.